• va·cu·meert
vervoeging van
vacumeren

vacumeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vacumeren
    • Jij vacumeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vacumeren
    • Hij vacumeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vacumeren
    • Vacumeert!