vacumeer
- va·cu·meer
vervoeging van |
---|
vacumeren |
vacumeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vacumeren
- Ik vacumeer.
- gebiedende wijs van vacumeren
- Vacumeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vacumeren
- Vacumeer je?
- Het woord vacumeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.