usurpeerde
- Geluid: usurpeerde (hulp, bestand)
- usur·peer·de
vervoeging van |
---|
usurperen |
usurpeerde
- enkelvoud verleden tijd van usurperen
- Ik usurpeerde.
- Jij usurpeerde.
- Hij, zij, het usurpeerde.
- Ik usurpeerde.
- Het woord usurpeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.