uitvond
- uit·vond
vervoeging van |
---|
uitvinden |
uitvond
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van uitvinden
- ... dat ik uitvond.
- ... dat jij uitvond.
- ... dat hij, zij, het uitvond.
- ... dat ik uitvond.
- Het woord uitvond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.