Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ge·stel·de

Bijvoeglijk naamwoord

uitgestelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van uitgesteld

Werkwoord

vervoeging van: uitstellen…
verbogen vorm: uitgesteldee

uitgestelde

  1. verbogen vorm van uitgesteld, voltooid deelwoord van uitstellen

Gangbaarheid