Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ge·maak·te

Werkwoord

vervoeging van: uitmaken…
verbogen vorm: uitgemaaktee

uitgemaakte

  1. verbogen vorm van uitgemaakt, voltooid deelwoord van uitmaken

Bijvoeglijk naamwoord

uitgemaakte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van uitgemaakt

Gangbaarheid