Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ge·bui·te

Bijvoeglijk naamwoord

uitgebuite

  1. verbogen vorm van de stellende trap van uitgebuit

Werkwoord

vervoeging van: uitbuiten…
verbogen vorm: uitgebuitee

uitgebuite

  1. verbogen vorm van uitgebuit, voltooid deelwoord van uitbuiten

Gangbaarheid