uiteet
- uit·eet
vervoeging van |
---|
uiteten |
uiteet
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uiteten
- ... dat ik uiteet.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uiteten
- ... dat jij uiteet.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uiteten
- ... dat hij uiteet.
- Het woord uiteet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.