uitcheckt
- uit·checkt
vervoeging van |
---|
uitchecken |
uitcheckt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitchecken
- ... dat jij uitcheckt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitchecken
- ... dat hij uitcheckt.
- Het woord uitcheckt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.