twinter
- Samenstelling van two ("twee") en winter ("winter").
- Afgeleid van de Oud-Engelse woorden twiwintre en twiwinter.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
twinter | twinters |
twinter
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
twinter | - | - |
twinter
- twee jaar oud
- «...my twinter horse...»
- ...mijn twee jaar oude paard...[2]
- «...my twinter horse...»
- Het woord "twinter" wordt/werd vrijwel uitsluitend in het noorden van het Verenigd Koninkrijk gebruikt.
- ↑ Johnson, Samuel; bewerkt door John Walker (1835). Johnson's English Dictionary, p. 954. Uitg.: N. Hale. Dit werk bevindt zich in het publiek domein.
- ↑ Raine, James; William Greenwell, John Crawford Hodgson (1835). Wills and Inventories Illustrative of the History, Manners, Language, Statistics: &c., of the Northern Counties of England, from the Eleventh Century Downwards, deel 1, p. 265. Uitg.: J.B. Nichols and Son.