turkte
- turk·te
vervoeging van |
---|
turken |
turkte
- enkelvoud verleden tijd van turken
- Ik turkte.
- Jij turkte.
- Hij, zij, het turkte.
- Ik turkte.
- Het woord turkte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
turken |
turkte