stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
trinquer
/tʁɛ̃ke/
trinqais
/tʁɛ̃kɛ/
trinqué
/tʁɛ̃ke/
eerste groep volledig

trinquer

  1. onovergankelijk toosten, een heildronk uitbrengen, op iets of iemand drinken
  2. onovergankelijk (figuurlijk) schade, nadeel lijden