treefjes
- treef·jes
- treefje met uitgang -s
de treefjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord treef
- ▸ Van Tomado hadden we ook ronde onderzetters van draadstaal, die we ‘treefjes’ noemden. Weinig mensen kennen het woord nog, maar de onverslijtbare treefjes doen nog altijd, als erfstukken, dienst.[1]
- Het woord 'treefjes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Bernard Hulsman“Eindelijk kleur in het interieur” (1 maart 2014) op nrc.nl