transcribeer
- trans·cri·beer
vervoeging van |
---|
transcriberen |
transcribeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transcriberen
- Ik transcribeer.
- gebiedende wijs van transcriberen
- Transcribeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transcriberen
- Transcribeer je?
- Het woord transcribeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.