Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tram·men

Zelfstandig naamwoord

de trammenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tram
Synoniemen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be