Een trädgård
Een tuin


  • träd·gård
  • Samenstelling van de Zweedse zelfstandige naamwoorden träd en gård
  • Afkomstig van het Oudzweedse zelfstandige naamwoord träga
Naar frequentie 4580
trädgårds enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     trädgård     trädgården     trädgårdar     trädgårdarna  
  genitief     trädgårds     trädgårdens     trädgårdars     trädgårdarnas  

trädgård, g

  1. (tuinieren) tuin
    «Han ligger numera begravd i en skokartong i min trädgård
    Hij is nu begraven in een schoenendoos in mijn tuin.
  • botanisk trädgård
botanische tuin
  • zoologisk trädgård
dierentuin
  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Zweeds)