Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ton·su·re·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tonsureren
tonsureerde
getonsureerd
zwak -d volledig

Werkwoord

tonsureren

  1. overgankelijk (religie) de kruin van het hoofd scheren
    • Monniken werden getonsureerd als teken van het feit dat zij de wereld voorgoed de rug toekeerden. 

Gangbaarheid