toneelspeelde
- to·neel·speel·de
vervoeging van |
---|
toneelspelen |
toneelspeelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van toneelspelen
- ... dat ik toneelspeelde.
- ... dat jij toneelspeelde.
- ... dat hij, zij, het toneelspeelde.
- ... dat ik toneelspeelde.
- Het woord toneelspeelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.