Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tim·pen
Woordherkomst en -opbouw
  • timp met uitgang -en

Zelfstandig naamwoord

de timpenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord timp

Gangbaarheid

24 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be