thuishorend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: thuishorend (hulp, bestand)
Woordafbreking
- thuis·ho·rend
Werkwoord
vervoeging van: | thuishoren |
verbogen vorm: | thuishorende |
thuishorend
vervoeging van: | thuishoren |
verbogen vorm: | thuishorende |
thuishorend