Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·naam·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord tenaamstelling tenaamstellingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de tenaamstellingv

  1. Het op naam stellen van iets, het op naam gesteld zijn van iets
    • De nieuwe eigenaar van de auto regelde gelijk de tenaamstelling, zodat de auto op zijn naam zou staan.