tenaamstelling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·naam·stel·ling
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tenaamstelling | tenaamstellingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de tenaamstelling v
- Het op naam stellen van iets, het op naam gesteld zijn van iets
- De nieuwe eigenaar van de auto regelde gelijk de tenaamstelling, zodat de auto op zijn naam zou staan.