• te·leur·stelt
vervoeging van
teleurstellen

teleurstelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teleurstellen
    • ... dat jij teleurstelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teleurstellen
    • ... dat hij teleurstelt.