taparse
- ta·par·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
taparse |
tapaba |
tapado |
volledig |
taparse
- wederkerend zich toedekken
- zich beschutten (tegen koude)
- zich inpakken, zich warm aankleden
- taparse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española