Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·kelt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aantakelen

takelt (...) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantakelen
    • Jij takelt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantakelen
    • Hij takelt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aantakelen
    • Takelt aan! 

Gangbaarheid