stuclopers
- Geluid: stuclopers (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstyklopərs / (3 lettergrepen)
- stuc·lo·pers
- stucloper met uitgang -s
de stuclopers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stucloper
- ▸ Drie verhuisdozen van bruin karton, op elkaar gestapeld, als een eenzame installatie tussen stuclopers, ladders, verfblikken en gereedschappen.[1]
- Het woord 'stuclopers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Maria Adolfsson“Rennen of sterven” (2022), Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam, ISBN 9789024597567, hfst. 27