strem
- strem
vervoeging van |
---|
stremmen |
strem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stremmen
- Ik strem.
- gebiedende wijs van stremmen
- Strem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stremmen
- Strem je?
- Het woord strem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.