• stran·da
Naar frequentie 3247

stranda

  1. verleden tijd van stranda
  2. voltooid deelwoord van stranda

[1-2]: strandet

stranda, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van strand


  • stran·da

stranda

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast stranda, zie aldaar

stranda

  1. verleden tijd van stranda
  2. voltooid deelwoord van stranda

stranda

  1. gebiedende wijs van stranda

stranda

  1. verleden tijd van strande
  2. voltooid deelwoord van strande

stranda

  1. gebiedende wijs van strande

stranda, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van strand