• stram·mer

strammer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van stram


  • stram·mer
Naar frequentie 16026

strammer

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van stramme


  • stram·mer

strammer

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van stramme