stommelen
- stom·me·len
- In de betekenis van ‘dof gedruis maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1626 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stommelen |
stommelde |
gestommeld |
zwak -d | volledig |
stommelen
- inergatief door lopen op een gehorige vloer lawaai maken
- Er werd wat gestommeld op de bovenverdieping en daarna was het weer stil.
- Het woord stommelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stommelen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "stommelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be