Duits

Uitspraak
  • IPA: /'ʃteːən/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stehen
/'ʃteːən/
stand
/ʃtant/
gestanden
/gə'ʃtandən/
volledig

Werkwoord

stehen

  1. staan
  2. blijven