steder
- ste·der
Naar frequentie | 642 |
---|
steder
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van sted
- ste·der
Naar frequentie | 861 |
---|
steder (van stede, steder, stedde, har stedd)
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van stede
steder (van stede, steder, stedte, har stedt)
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van stede
steder
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van stad
steder
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van sted
- ste·der
steder (van stede, steder, stedde, har stedd / har stedt)
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van stede