• stamt
vervoeging van
stammen

stamt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stammen
    • Jij stamt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stammen
    • Hij stamt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stammen
    • Stamt! 


  • stamt
Naar frequentie > 50000

stamt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van stam


  • stamt

stamt, o

  1. onbepaalde vorm onzijdig enkelvoud van de stellende trap van stam