stafylococ
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stafylococ (hulp, bestand)
- IPA: / stafiloˈkɔk / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- sta·fy·lo·coc
Zelfstandig naamwoord
de stafylococ m
- verouderde spelling of vorm van stafylokok vanaf 1955 tot 1996
- ▸ Zodra er sprake is van een "laesie', daarentegen, als de lichamelijke barriere is doorbroken door een wond, een catheter of een canule, dan heeft deze stafylococ goede kansen om als ziekteverwekker op te treden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'stafylococ' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron E.J. Boer“Een op tien patienten loopt een infectie op; Ziek van het ziekenhuis” (2 januari 1992) op nrc.nl