staffelde
- staf·fel·de
vervoeging van |
---|
staffelen |
staffelde
- enkelvoud verleden tijd van staffelen
- Ik staffelde.
- Jij staffelde.
- Hij, zij, het staffelde.
- Ik staffelde.
- Het woord staffelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.