• språk·løs
  • Afgeleid van het Noorse zelfstandige naamwoord språk met het achtervoegsel -løs
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud språkløs - -
o enkelvoud språkløst
meervoud språkløse
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
språkløse - -

språkløs

  1. sprakeloos