• spilt
vervoeging van
spillen

spilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spillen
    • Jij spilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spillen
    • Hij spilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spillen
    • Spilt! 


  • spilt
Naar frequentie 2366

spilt

  1. voltooid deelwoord van spile

spilt

  1. voltooid deelwoord van spille


  • spilt

spilt

  1. voltooid deelwoord van spilla

spilt

  1. voltooid deelwoord van spille