spartelen
- spar·te·len
- In de betekenis van ‘met armen en benen heen en weer slaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spartelen |
spartelde |
gesparteld |
zwak -d | volledig |
spartelen
- inergatief wilde bewegingen maken met armen en benen, gewoonlijk om zich ergens van te bevrijden
- De gevangen vis spartelde nog wat aan de haak, maar gaf snel de strijd op.
- Het woord spartelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spartelen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "spartelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be