• spar·ka
Naar frequentie 24242

sparka

  1. tegenwoordige tijd van sparke

sparka, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van spark


  • spar·ka

sparka

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast sparke, zie aldaar

sparka

  1. verleden tijd van sparka
  2. voltooid deelwoord van sparka

sparka

  1. gebiedende wijs van sparka

sparka

  1. verleden tijd van sparke
  2. voltooid deelwoord van sparke

sparka

  1. gebiedende wijs van sparke