snak
- snak
vervoeging van |
---|
snakken |
snak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snakken
- Ik snak.
- gebiedende wijs van snakken
- Snak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van snakken
- Snak je?
- Het woord snak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snak" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be