sluip binnen
- sluip bin·nen
vervoeging van |
---|
binnensluipen |
sluip (...) binnen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnensluipen
- Ik sluip binnen.
- gebiedende wijs van binnensluipen
- Sluip binnen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnensluipen
- Sluip je binnen?