• slaap·wan·delt
vervoeging van
slaapwandelen

slaapwandelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slaapwandelen
    • Jij slaapwandelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slaapwandelen
    • Hij slaapwandelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van slaapwandelen
    • Slaapwandelt!