skader
- ska·der
Naar frequentie | 2213 |
---|
skader
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skade
skader
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van skade
- ska·der
Naar frequentie | 1809 |
---|
skader
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skade
skader
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van skade
- ska·der
skader
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skada
skader
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van skade