sinjootje
- sin·jo·tje
het sinjootje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sinjo
- Al het praten dat we over Indië hebben gedaan; de enkele tranen toen je opeens beslissen moest; het ligt achter je: je zult Indië uit eigen aanschouwing kennen. Ik zal het terugzien. Ons zoontje zal sinjootje genoemd worden, enz. [1]
- Het woord 'sinjootje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.