sidde
- IPA: [ˈseðɘ]
- Afkomstig van het Oudnoorse sitja.
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sidde |
sidder |
sad |
siddet |
volledig |
sidde
- onovergankelijk zitten
- «De voksne sidder i skyggen og slapper af.»
- De volwassenen zitten in de zon en ontspannen zich.
- «De voksne sidder i skyggen og slapper af.»
- sidde in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk