shopten
- shop·ten
vervoeging van |
---|
shoppen |
shopten
- meervoud verleden tijd van shoppen
- Wij shopten.
- Jullie shopten.
- Zij shopten.
- Wij shopten.
- ▸ Mijn middelste dochter en ik shopten vaak in de stad en struinden kringloopwinkels af en ze begon vervolgens een klein handeltje door de daar gekochte merkkleding met winst door te verkopen.[1]
- Het woord shopten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers