shopte
- shop·te
vervoeging van |
---|
shoppen |
shopte
- enkelvoud verleden tijd van shoppen
- Ik shopte.
- Jij shopte.
- Hij, zij, het shopte.
- Ik shopte.
- Het woord shopte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
shoppen |
shopte