self
enkelvoud | meervoud |
---|---|
self | selves |
self
- zelf, het zelf zijn
- (verkorting) van self-service
self m
- (spreektaal) zelfbediening
- «Le self accueille les personnes âgées du quartier.»
- Het zelfbedieningsrestaurant ontvangt de ouderen van de wijk. [1]
- «Le self accueille les personnes âgées du quartier.»