scratchte
- scratch·te
vervoeging van |
---|
scratchen |
scratchte
- enkelvoud verleden tijd van scratchen
- Ik scratchte.
- Jij scratchte.
- Hij, zij, het scratchte.
- Ik scratchte.
- Het woord scratchte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- IPA: / ˈskʀæʧtə /
- scratch·te
scratchte