scramble
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to scramble |
he/she/it | scrambles |
verleden tijd | scrambled |
voltooid deelwoord |
scrambled |
onvoltooid deelwoord |
scrambling |
gebiedende wijs | scramble |
scramble
- klutsen, vermengen
- «He scrambled three eggs and made an omelet.»
- Hij klutste drie eieren en bakte een omelet.
- «He scrambled three eggs and made an omelet.»
- (militair) haastig groepsgewijs opstijgen van jachtvliegtuigen of uitrukken van voertuigen om de tegenstander te onderscheppen
- zich in de massa storten om iets te bemachtigen
- «They all scrambled for the few jobs to be had.»
- Ze trachtten allemaal een van de weinige beschikbare banen te bemachtigen.
- «They all scrambled for the few jobs to be had.»