schrammen
- schram·men
schrammen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schrammen |
schramde |
geschramd |
zwak -d | volledig |
- een schaafwond oplopen; een schaafwond veroorzaken
- Hij had een vertederend gezicht. Bij de Somme was zijn rechterslaap door een kogel geschramd. Hij was heel bang geweest, maar was ervanaf gekomen met een litteken dat zijn oog een beetje scheeftrok en hem iets speciaals gaf. [1]
de schrammen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schram
- Het woord schrammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schrammen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be